Bidprentjes

Inleiding

Bidprentjes hebben een lange voorgeschiedenis en zijn ontstaan binnen de rooms-katholieke gemeenschap. De eerste bidprentjes verschijnen rond 1500. Van de bid- en devotieprentjes was Antwerpen het oudste en voornaamste centrum. De doodsprentjes daarentegen vinden hun ontstaan in het vroegere Holland.De benaming "bidprentje" geeft duidelijk aan welke dubbele functie deze prentjes bij de gelovigen hebben vervuld. Als voorlopers kunnen devotieprentjes beschouwd worden. Het waren meestal prentjes waar een gebed op stond, vergezeld van een afbeelding van Christus, Maria of een bekende heilige. Het was een aansporing tot gebed. Op de achterzijde van de bidprentjes werd vaak de herinnering opgeschreven van een gebeurtenis in het gezin zoals een doop, eerste communie of overlijden. Ze werden meestal bewaard in een missaal of kerkboek. De eerste bidprentjes waren van perkament, nadien gebruikte men kant (17de en 18de eeuw). De eerste gedrukte versies verschenen rond 1730. De drukkerijen gebruikten toen meestal de achterkant van speelkaarten die toen veelvuldig beschikbaar waren. Rond 1870 begon men dun papier te gebruiken. Het is dan, dat het gebruik van bidprentjes buitengewoon populair wordt. Voor diegenen die zich de gedrukte versies niet konden veroorloven werd de achterkant van de bidprentjes met de hand geschreven. Deze met de hand geschreven bidprentjes vinden we, alhoewel sporadisch, nog terug tot in de eerste helft van de 20ste eeuw.

Soorten bidprentjes

Doopprentjes

Deze prentjes worden uitgegeven bij gelegenheid van de doop en komen eerst in de 20ste eeuw algemeen voor.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Kinderprentjes

Kinderprentjes werden op allerlei gelegenheden aan het jonge volkje uitgedeeld. Deze afbeeldingen moesten op
een sobere en romantische wijze het geloof visualiseren. Zij maakten als het ware het geloof tastbaar via de afbeeldingen. Zij toonden de onschuld van het kind zoals het werd uitgedragen door het christelijk geloof.
Deze prentjes lieten het jonge volkje zien hoe ze zich moesten gedragen en het geloof beleven. Daarom werden
ze veelal uitgedeeld als beloning voor goed gedrag.

 

 

Communieprentjes

Deze prentjes worden uitgegeven ter herinnering aan de eerste Heilige- en de Plechtige Communie. Zij komen reeds voor in de 18de eeuw.

                                                                                                      

 

Vormselprentjes

 

 

 

 

 

 

Deze prentjes worden uitgegeven ter verwijzing naar de toediening van het Heilig Vormsel en zijn reeds
bekend vanaf het einde van de 18de eeuw.

 

 

 

 

 

Verlovings- en huwelijksprentjes

Deze prentjes, welke overigens erg weinig voorkomen, zijn bekend vanaf 1936.
 

Prentjes van priesterwijdingen en intredes in het klooster

 

De oudste bekende priesterwijdingsprentjes zijn met de hand geschreven. Later kwamen de gedrukte prentjes en pas na 1900 werd het gebruik ervan vrij algemeen. 

 

 

Inwijdingsprentjes

 

 

 

 

Dit zijn prentjes die werden uitgegeven bij de inwijding van kapel, kerk, gebedsgrot of een ander religieus gebouw.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Herdenkings- en feestprentjes

Een hele reeks prentjes werden uitgegeven bij feestelijkheden.
Aandenkings- of herinneringssprentjes behoren ook tot deze categorie. Zij werden uitgegeven ter herdenking of herinnering van plechtigheden die hadden plaatsgevonden of een verjaardag van een of andere heuglijk feit.
Ook op feestdagen zoals Pasen, Kerstmis en Nieuwjaar werden er prentjes gebruikt.

 

Heiligenprentjes

Deze prentjes werden ook wel "santjes" (sanctus = heilig) genoemd. Op de prentjes staan de heiligen afgebeeld.
Om de heiligen individueel te onderscheiden werd deze meestal afgebeeld met een of ander kenmerkend attribuut zoals het varken bij St. Antonius abt. Heiligenprentjes werden uitgegeven ter bevordering van de verering van de heiligen. Deze heiligen werden bij bepaalde ziekten aangeroepen.

 

Bedevaartprentjes


Deze prentjes dienen ter herinnering van het bezoek aan een bepaalde bedevaartplaats, bv. Lourdes. 
Meestal bevatten zij een afbeelding van het betreffende genadeoord en/of van het bezochte genadebeeld.

 

 

Congregatieprentjes

Deze prentjes, bv. van de Maria Congregatie, werden maandelijks onder de leden van de congregatie verdeeld. Zij bevatten een afbeelding van een heilige die uitgeblonken had in een bijzondere deugd. Verder bevatte het prentje een korte levensbeschrijving van die heilige of een gebed of een toepasselijke tekst van de kerkvader. 

 

Eet- of slikprentjes

Deze prentjes werden in enkele Zuid Duitse bedevaartplaatsen in winkeltjes te koop aangeboden. Was men ziek, dan knipte men een klein stukje van de prent af en liet het de zieke als medicijn innemen.

Gebedsprentjes

 Deze prentjes bevatten een gebed (bv. Onze vader, Weesgegroet, Tien geboden e.d.). 

 

 


Doodsprentjes

Deze vormen de grootste groep onder de bidprentjes. Zij vinden hun oorsprong in Holland. Het gebruik breidde zich uit naar België en verspreidde zich vervolgens over de hele wereld. In 1651 schreef een noord Nederlander een "in memoriam" op een devotieprent en meteen was de basis gelegd van het doodsprentje. De oudste geschreven doodsprentjes komen uit Amsterdam en Haarlem.
De afbeeldingen volgen geheel de geest van de tijd: In de 18de eeuw vooral knekels en doodshoofden. In de 19de eeuw werd dat een mindere symboliek van open graven, zerken, treurwilgen, gebroken zuilen, gebarsten kruiken en vlinders.
Gedrukte doodsprentjes vinden we terug vanaf 1730. Aanvankelijk bevatten zij alleen de naam en de overlijdensdatum. Vanaf 1870 de aanduiding R.I.P., alsmede bijbelteksten en eerst vanaf 1825 ook de geboortedatum van de overledenen. 
Tot in de tweede helft van 20ste eeuw was er een bijzonder hoog kindersterfte. Hierdoor ontstonden de eenvoudige kinderprentjes met als voornaamste figuren een wiegje, wenende moeder, een engel die het kind meeneemt, Jezus en Sint Janneke.
Invulprentjes zijn dan weer prentjes waarop de persoonlijke gegevens naderhand ingevuld konden worden. Deze doodsprentjes zijn bekend vanaf 1764.
De teksten op het prentje werden aanvankelijk verzorgd door de pastoor die het prentje van een passende bijbeltekst voorzag. Pas in de vorige eeuw werden de prentjes persoonlijker. De teksten die eerst wat summier waren worden steeds langer en vertellen vaak het levensverhaal van de overledene. Het gebeurde soms dat men daar wat in overdreef. Het kwam al eens voor dat een prentje, dat de overledene te zeer als een heilige omschreef, geen kerkelijke goedkeuring verkreeg. Vandaar de uitdrukking: "Liegen als een doodsprentje".
Naast de persoonlijke gegevens werd er min of meer toepasselijk uit de bijbel of de klassieken geciteerd. Soms gingen de nabestaanden zich te buiten aan welgemeend maar niet altijd kunstzinnig gerijm. De Vlaamse dichter Guido Gezelle ergerde zich zo aan deze ontheiliging van de nagedachtenis, dat hij zijn "kerkhofblommen" schreef.
Vanaf 1865 deed de portretfotografie haar intrede. Als foto koos men een bestaand portretje, maar er werden ook foto's gemaakt wanneer de ziekte hopeloos leek of kort na het sterven.

Doodsprentjes zijn een manier om zich de doden te blijven herinneren. Door de doodsprentjes blijven de doden in de gemeenschap aanwezig. Afbeeldingen van doodsprentjes